46

 

 

 

 

Neville Furness haalde Rachael af bij het huis aan Riverside Terrace in Kimmerston en Edie zwaaide haar uit. Zo hadden Vera en Edie het bekokstoofd tijdens een bespreking op de

boerderij, die bijna de hele ochtend had geduurd, en Rachael had ermee ingestemd.

Neville verscheen precies op tijd. Edie deed de deur open. Rachael was erg zenuwachtig geweest terwijl ze zich klaarmaakte om uit te gaan, nog erger in de war dan de dag tevoren. Wilde ze deze man aantrekken of afstoten? Uiteindelijk koos ze voor een dunne katoenen broek en een loshangende zijden blouse. Ze borstelde haar haar en pikte mascara en eyeliner uit de slaapkamer van haar moeder. Edie vroeg Neville om binnen te komen en pratend over koetjes en kalfjes bleven ze in de gang staan wachten totdat Rachael haastig de trap af kwam. Er was iets heel ouderwets aan het tafereel onder aan de trap. Edie was gekleed in een van haar lange hippierokken en Neville, in een zwarte spijkerbroek, een wit overhemd zonder kraag en met zijn volle baard, had een personage kunnen zijn in een roman van Thomas Hardy. Het enige wat ontbrak was een onder zijn arm geklemde hoed. Hij begroette Rachael met gepaste vormelijkheid en stak haar vanaf enige afstand zijn hand toe. De woorden die hij sprak waren tot Edie gericht.

‘Ik zorg dat ze weer veilig thuiskomt, mevrouw Lambert. Dit moet een angstige tijd voor u zijn.’

‘Juffrouw Lambert,’ zei ze automatisch, maar ze glimlachte hem toe als een liefhebbende Victoriaanse moeder en zwaaide hen uit vanaf het stoepje voor de voordeur. Rachael kon niet uitmaken of de vriendelijkheid oprecht was of gespeeld. Edie had haar niets verteld van de inhoud van haar bespreking met Vera en Rachael had geweigerd daaraan deel te nemen. Op haar hoede door Edies opmerking dat ze alles over Neville wilde weten, had Rachael ernstige gesprekken vermeden, zelfs tijdens de rit naar Kimmerston. Ook haar vader was niet meer ter sprake gekomen.

Ze keek op van Nevilles woning, een bescheiden rijtjeshuis niet ver van de diakenhuisjes waar Nancy Deakin woonde. De huizen hadden een voortuin en daarvoor een smal, bestraat pad, dat de scheiding vormde tussen deze en een soortgelijke huizenrij. Op het pad speelden kinderen en in de deuropeningen zaten vrouwen die de kinderen in de gaten hielden luid met elkaar te praten.

Ze zag rondslingerende poppenwagens en rolschaatsen. Neville parkeerde zijn auto in de steeg achter de rij huizen, waar vuilnisbakken stonden. Een hek in een hoge stenen muur gaf toegang tot de tuin, waarop de keukendeur uitkwam. De muur rondom de tuin was wit gekalkt. In de tuin stonden bakken met bloemen en een smeedijzeren tafel met stoelen.

Het huis was bijzonder netjes en ze had het idee dat dit normaal was. Het was niet speciaal opgeruimd omdat zij op bezoek kwam. De meubels waren eenvoudig, zoals in de kajuit van een schip: met ingebouwde houten bergruimte en laden.

‘Wat wil je drinken?’ vroeg hij. Ook hij leek zenuwachtig te zijn.

‘Witte wijn, alsjeblieft.’

In de woonkamer was de tafel voor twee gedekt, compleet met kaarsen en rode linnen servetten.

‘Misschien was je liever naar een restaurant gegaan,’ zei hij.

‘Nee, natuurlijk niet.’

‘Ik dacht dat we hier gemakkelijker zouden kunnen praten.’ Dat deed haar aan Edie denken en ze onderdrukte de neiging om te gaan giechelen. Ze voelde zich lomp en onelegant.

Hij liep de kamer uit en kwam even later terug met een met watten gevuld juweliersdoosje.

‘Ik heb tussen Bella’s spullen gezocht. Ik dacht dat je hier wel blij mee zou zijn.’ Hij haalde er een zilveren medaillon aan een ketting uit. Het medaillon was heel apart. Het had de vorm van een oud driepencemuntje en was gegraveerd met piepkleine bloemetjes en blaadjes. ‘Het is niet bijzonder waardevol. Victoriaans, waarschijnlijk. Ze zei dat het van haar grootmoeder was geweest.’ Hij maakte het open en onthulde het sepiakleurige fotootje van een vrouw met het gezicht van een ezel en donker, naar achteren getrokken haar.

‘Er zal vast iemand zijn geweest die van haar hield,’ zei hij.

‘Ik heb Bella dit zien dragen.’

‘Je neemt het dus aan?’ Hij hing het om haar hals en toen hij de ketting sloot, voelde ze de haartjes van zijn hand tegen haar nek.

‘Wat moest Vera van je?’ vroeg ze opeens.

‘Vera?’

‘Inspecteur Stanhope.’

‘Vragen. Ze sprak het vermoeden uit dat de moord verband hield met de aanleg van de steengroeve.’

‘En is dat zo?’

‘Natuurlijk niet.’ Eerst leek hij zich vrolijk te maken over het idee, maar toen hij besefte dat zij zijn reactie misschien ongepast vond, werd hij ernstiger. Net als zij leek hij zich niet op zijn gemak te voelen, bang om iets verkeerds te zeggen. ‘Zo mogelijk wordt het hierdoor voor het bedrijf alleen maar nog moeilijker. Het is noodzakelijk dat het publiek aan onze kant staat. Het kleinste gerucht dat ons in verband brengt met de dood van een jonge onderzoeksmedewerkster kan de publieke opinie naar de verkeerde kant doen omslaan.’

‘Het is voor jou dus nog steeds “onze kant”.’

‘Ik werk nog steeds voor het bedrijf.’

‘Ik ook, indirect. De komende paar maanden nog althans. Het veldwerk zit er bijna op. Ik heb nog wat tijd nodig om het rapport uit te werken, maar daarvoor hoef ik niet op Black Law te zitten.’

‘Hoe is het om voor Peter Kemp te werken?’

‘Interessant.’ Dat was haar standaardreactie op die vraag.

‘En hoe zie je je toekomst daar op de lange termijn?’

Ze glimlachte. ‘Bied je mij een baan aan?’ Het was zomaar een losse opmerking, maar ze vroeg zich onmiddellijk af of er misschien iets van waarheid in school. Misschien was Neville er door Godfrey Waugh toe aangezet om haar om te kopen met een loze functie bij Slateburn Quarries; milieudeskundige bijvoorbeeld, met een jaarsalaris van vijfendertigduizend pond en een auto van de zaak. Maar al zou ze toehappen, wat zouden ze daarmee winnen? Het rapport zou hoe dan ook verklaren dat de steengroeve weinig schade zou aanrichten aan het milieu.

Neville schudde zijn hoofd. ‘Als mijn plannen doorgaan, zal ik niet in de positie verkeren om wie dan ook een baan aan te bieden. Dan mag ik blij zijn als ik zelf het hoofd boven water kan houden.’

‘De laatste tijd zit ik af en toe te denken dat ik misschien aan verandering toe ben,’ zei ze. ‘Misschien dat ik de overstap maak naar de vrijwilligerssector, dierenbescherming bijvoorbeeld. Dat betaalt natuurlijk niet zo goed...’

‘... maar je zou verschoond blijven van veile zakenlui.’

‘Zoiets, ja.’

Er viel een gat in het gesprek. Hij stak de kaarsen aan en noodde haar aan tafel. Ze bedacht opeens met afschuw dat ze was vergeten hem te vertellen dat ze vegetariër was. Misschien was het beter om zich door een maaltijd van dode dieren heen te worstelen dan een hoop drukte te maken. Of zou ze dan ziek worden? Dat zou nog veel erger zijn.

‘Neem me niet kwalijk.’

Hij droeg een ovenschotel van Le Creuset met dikke ovenwanten aan zijn handen.

‘Ik voel me ongelooflijk stom. Ik had het je eerder moeten zeggen. Ik eet geen vlees.’

‘Ik ook niet. Niet vaak tenminste. Risotto met champignons. Is dat goed?’

Trut, dacht ze. Ik had helemaal niets hoeven te zeggen. Hij schonk haar wijnglas nog eens vol.

‘En hoe is het om voor Godfrey Waugh te werken?’ vroeg ze, ietwat wanhopig.

‘Interessant.’

Ze glimlachte beleefd. ‘Nee, daar ben ik echt nieuwsgierig naar. Macht is altijd intrigerend, nietwaar?’

Het bleef even stil. Zijn vork bleef halverwege zijn bord en zijn mond hangen. ‘Dat kun je misschien beter aan je collega vragen.’

‘Welke collega?’

‘Mevrouw Preece.’

Ze keek hem verbijsterd aan. Hij veegde zijn mond af aan zijn servet en ging door met eten. Ze kon niet uitmaken of zijn loslippigheid een vergissing was, een verspreking, of moedwillig, een soort waarschuwing. Later vroeg ze zich zelfs af of dit de werkelijke reden was geweest om haar voor het etentje uit te nodigen. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ten slotte zei ze schuchter: ‘Woon je hier al lang?’

Misschien bespeurde hij kritiek op het huis of de buurt, want hij klonk defensief. ‘Sinds mijn vertrek van de Estate. Dat is nogal haastig in zijn werk gegaan. Ik moest snel iets vinden. Maar het bevalt me hier best, en ik ben er trouwens niet vaak.’

‘Waar woonde je toen je voor de Fulwells werkte?’

‘Ik had van hen een woning gekregen, een van die huisjes aan het eind van de laan. Daarom moest ik zo snel verhuizen toen ik ontslag had genomen.’

‘Waarom ben je daar weggegaan?’

Hij aarzelde even, probeerde de juiste woorden te vinden. ‘Er hing daar geen prettige werksfeer. Ik vermoed dat ik niet het juiste temperament heb voor het feodale leven.’

‘Wat bedoel je?’

Maar hij schudde zijn hoofd.

‘Heb je Edmund, de vader van Grace, wel eens ontmoet?’

‘Niet terwijl ik op de Estate werkte. De familie had het contact met hem verbroken. Ik geloof dat ze wilden doen alsof hij niet bestond. Maar vroeger, toen ik opgroeide op Black Law, heb ik hem wel eens gezien. Voor ons kinderen was hij een soort boeman. Volwassenen zeiden altijd: “Als je niet oppast, word je net als Edmund Fulwell.” Zonder ons ooit te vertellen wat er eigenlijk precies mis met hem was.’

‘Dus je hebt geen idee waar hij nu zou kunnen zijn?’ Ze zweeg even. ‘Hoor eens, neem me niet kwalijk. Vera Stanhope heeft me verzocht je dat te vragen.’ De wijn moest haar al naar het hoofd zijn gestegen, want het zenuwachtige giecheltje dat ze de hele avond had zitten onderdrukken, liet zich niet meer tegenhouden. ‘Een lekkere speurneus ben ik, hè?’

‘Denkt zij dan dat Edmund zijn dochter heeft vermoord?’

‘Ik weet niet wat zij denkt.’

Hij stapelde de borden op elkaar en bracht ze naar de keuken. Ze stonden op van tafel. Zij nam plaats op zijn Ikea-bank. Hij trok nog een fles wijn open. Ze begonnen tegelijk te praten. Zij gebaarde dat hij door moest praten.

‘Sorry voor deze avond,’ zei hij. ‘Ik ben niet zo goed in dit soort dingen. Veel te druk. Helemaal ontwend.’

‘Nee,’ antwoordde ze. ‘Ik vond het heel gezellig.’ En ze besefte dat ze het meende.

Hij bracht haar lopend thuis; hij had te veel gedronken om te rijden. Het was nog vroeg. Toen hij voor haar uit door de voordeur de kleine tuin in liep, zag ze twee jongens op het pad tussen de huizen die in het laatste licht een bal over en weer trapten. Door ramen zonder gordijnen zag ze flikkerende tv-schermen en kinderen die op de grond bezig waren met hun huiswerk. Neville leek haar een vreemde eend in de bijt in deze kleine gemeenschap.

‘Wanneer beslis je of je wel of niet naar Black Law teruggaat?’

‘Binnenkort,’ zei hij. ‘Ik moet nog een paar dingen op een rijtje zetten.’

‘Weet Godfrey Waugh wat je van plan bent?’

‘Nee, jij bent de enige aan wie ik het heb verteld.’

Bij Riverside Terrace aangekomen gingen ze langzamer lopen. Ze vroeg zich af of Edie vanachter een van de ramen op de bovenverdieping naar haar stond uit te kijken. Zo ja, dan zou dit een nieuwe ervaring voor haar zijn. Edie, die toen Rachael zestien werd een bezoek aan de dokter had voorgesteld om een recept voor de pil te halen, zou graag vriendjes aan de ontbijttafel hebben begroet; dat zou ze als een gezond teken hebben beschouwd. Stiekeme afscheidskussen voor de deur zouden beslist niet nodig zijn geweest.

‘Kom je nog binnen voor een kop koffie?’ vroeg ze.

‘Beter van niet.’

En toen, heel onverwachts, kuste hij haar. Ze voelde zijn baard op haar lippen. Een echte kus, maar zo snel en licht dat het net zo goed een afscheidskus had kunnen zijn. Ze wilde hem dichter naar zich toe trekken om het langer te laten duren, maar hij liep al bij haar weg de straat in.

‘Wanneer zie ik je weer?’ Ze riep hem na zonder zich eraan te storen dat haar moeder misschien toekeek.

Hij bleef staan, draaide zich om en glimlachte. ‘Gauw,’ zei hij. ‘Ik bel je wel.’

Terwijl ze hem stond na te kijken, zag ze iets bewegen in de schaduw. Het bleek een jogger te zijn in een trainingspak en op sportschoenen. Hij maakte even pas op de plaats totdat Neville de hoek om was en liep toen op een drafje achter hem aan.

Lokvogel
titlepage.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_000.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_001.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_002.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_003.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_004.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_005.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_006.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_007.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_008.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_009.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_010.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_011.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_012.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_013.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_014.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_015.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_016.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_017.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_018.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_019.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_020.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_021.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_022.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_023.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_024.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_025.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_026.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_027.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_028.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_029.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_030.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_031.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_032.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_033.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_034.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_035.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_036.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_037.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_038.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_039.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_040.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_041.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_042.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_043.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_044.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_045.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_046.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_047.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_048.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_049.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_050.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_051.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_052.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_053.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_054.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_055.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_056.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_057.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_058.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_059.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_060.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_061.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_062.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_063.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_064.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_065.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_066.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_067.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_068.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_069.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_070.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_071.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_072.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_073.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_074.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_075.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_076.xhtml